“De mens verafschuwt het niet om voor het goede te bidden, maar als hem het kwaad treft is hij wanhopig en vertwijfeld. En als Wij hem van Onze kant barmhartigheid laten proeven na rampspoed die hem getroffen heeft dan zegt hij: <Dit komt mij toe en ik denk niet dat het uur aanstaande is en als ik naar mijn Heer word teruggebracht krijg ik bij Hem zeker het beste.> Maar Wij zullen hun die ongelovig zijn meedelen wat zij deden en Wij zullen hen van een harde bestraffing laten proeven. En wanneer Wij de mens genade schenken, wendt hij zich af en gaat opzij. Maar wanneer hem het kwaad treft dan is hij breedsprakig in het gebed.” (Q41:49-51)
“Wij zullen hun Onze tekenen aan de horizonten en in henzelf laten zien zodat het voor hen duidelijk wordt dat het de waarheid is. Is het dan niet genoeg dat jouw Heer over alles getuige is?” (Q41:53)
In de bovenstaande verzen wordt de algemene menselijke spirituele conditie uiteengezet. God heeft het hier niet over een specifieke groep mensen, maar over alle mensen…jou, mij, onze ouders, onze kinderen, onze broeders en zusters, gelovigen en ongelovigen. Ook wordt hier niet gesproken over deze of gene soort goede of kwade, of deze of gene vorm van rampspoed en genade, maar elke soort en elke vorm van het goede en het kwade dat ons treft. Wie zijn eigen neigingen, zijn eigen biografie zo je wilt, aan de hand van de bovenstaande verzen durft te diagnosticeren, zal in alle eerlijkheid moeten toegeven dat de verzen de kern van zijn intentioneel handelen weergeven.
De bovenstaande diagnose wordt door God niet alleen descriptief, maar ook normatief gesteld. Hij beschrijft met andere woorden niet alleen ons gedrag, maar tegelijkertijd laat Hij daarin blijken dat Hij dat gedrag afkeurt. Hoe zouden we dan volgens God wel moeten handelen? Blijkbaar het tegenovergestelde van wat er beweerd wordt. “De mens verafschuwt het niet om voor het goede (khayr) te bidden (du’aa)”, dit is een descriptieve beschrijving. Maar wanneer we naar het Arabische werkwoord “sa’ima” (سئم) kijken dan betekent het zoiets als “verafschuwen”, “onprettig vinden”, “moe van worden” enz. En dit is uiteraard iets anders dan “goed vinden”, “prettig vinden”, “sterke wil hebben om het te doen”. Dit zijn positieve, actieve intentionele handelingen, in tegenstelling tot passieve intentionele handelingen van het “niet verafschuwen” om het te doen. Dat God juist dit woord heeft gebruikt laat al blijken dat het een normatieve beschrijving is van deze zeer menselijke daad. Hoe vaak heb je niet van je moslimomgeving verzoek gekregen om “du’aa” voor ze te doen wanneer ze het moeilijk hadden? En hoe vaak heb je zelf niet meegemaakt dat je nachtenlang “du’aa” doet op het moment dat je werkloos bent, op de vlucht bent van je vijand, in een scheiding zit, wanneer je datgene wat je zo aan het hart ligt aan het verliezen bent? En wat als na al deze gebeden God jouw moeilijkheden juist doet toenemen? God gebruikt daarna twee woorden om de staat waarin de mens dan verkeert te beschrijven, woorden die eigenlijk synoniemen van elkaar zijn: “ya’isa” en “qanata” (قنط). Beide woorden drukken een staat van (letterlijke) hopeloosheid uit. Aangezien het begin van het vers een normatief karakter heeft kunnen we ook op het spoor komen van wat wij wel zouden moeten doen om deze staat van hopeloosheid te voorkomen.
Waarschijnlijk niet het vermijden van het doen van een “du’aa” wanneer je in moeilijkheden verkeert of wanneer je het goede verlangt, maar de intentie en de attitude waarmee je zo’n “du’aa” doet wel.
Iedereen die het Arabische alfabet probeert te leren zal stuiten op letters die op schrift duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, maar in spraak moeilijk fonetisch uit elkaar te halen zijn. Twee van deze letters zijn ط (ṭ) en ت (t). “Qanaṭa” drukt wanhoop uit, maar “qanata” juist het tegenovergestelde. Slechts een kleine, minuscule tongbeweging heeft een totaal andere betekenis, namelijk de volgende: “met volle hart en nederig lang in gebed staan”, “gehoorzaam” en “vroom”. Met deze intentie en attitude vragen naar “khayr” is wat anders dan om het te doen omdat je het niet “verafschuwt”. Profeet Muhammad ﷺ heeft dit, namelijk “nederig lang in gebed staan”, vaak gedaan totdat zijn voeten helemaal opgezwollen waren van het staan. Mensen in zijn omgeving zeiden tegen hem: “O Boodschapper van God, God heeft jou jouw vroegere en toekomstige zonden vergeven.” Waarmee ze wilden zeggen dat het voor hem niet nodig was om zo uitgebreid in gebed te staan, zeker als we in het gebed staan omdat we niet verafschuwen om vergeving te vragen, en vergeving vragen doen we alleen omdat het ons de hoogste vorm van het goede zal schenken. Zijn antwoord was: “Zou ik (juist daarom) dan niet een dankbare dienaar moeten zijn?”
Dit is het verschil tussen iets uit nederigheid, volledige overgave, dankbaarheid, erkenning van eigen onmacht en feilbaarheid doen, en iets doen omdat je niet verafschuwt om het te doen omdat je het goede voor jezelf verlangt. Desalniettemin zouden we onszelf kunnen afvragen welke Barmhartige God iemands tegenspoed laat toenemen en hem daarmee in wanhoop drijft, terwijl hij zichzelf tot diezelfde God wendt om het goede voor zichzelf te vragen? Welnu, deze toestand van wanhoop kan een louterende werking hebben, kan zelfs inzichten verschaffen die je anders niet zou verkrijgen, het kan je nederig maken, maar het kan je ook misschien doen twijfelen in barmhartigheid van God en denken dat God afstand van jou heeft genomen. Toch is zelfs dit beter dan de afgrond in welke een mens zichzelf kan werken wanneer hij het goede “proeft”.
Zoals in zo vele verzen in de Koran waarschuwt God ons vooral voor hoogmoed wanneer de mens Zijn barmhartigheid proeft. En dit heeft alles te maken met de menselijke erkenning van de afkomst van deze barmhartigheid en de illusie van zijn eigen onafhankelijkheid. Naarmate het steeds beter met ons gaat, naarmate we steeds hoogmoediger worden, denkend dat wij de voorspoed aan onze eigen merites en intelligentie te danken hebben. We beginnen anderen steeds meer te be- en veroordelen omdat wij het gemaakt hebben en kunnen precies (zij het selectief) de stappen achterhalen waarmee we dat gedaan hebben. We beginnen onze eigen biografie te prediken aan anderen, worden steeds zelfverzekerder in ons eigen kunnen en denken dat tegenspoed, zelfs in het Hiernamaals, ons niet zal treffen. Geloof in onszelf leidt tot ongeloof in God.
Wanneer we het weer niet kunnen voorspellen, dan bidden we tot God om ons regen te sturen. Wanneer we het zeven dagen van tevoren kunnen voorspellen, dan leidt dat niet tot grotere dankbaarheid aan God omdat Hij ons immers die kennis heeft gegeven waarmee we het weer kunnen voorspellen. Het leidt tot grotere zelfverzekerdheid, waarna noch een “du’aa”, noch welke vorm van dankbaarheid er meer aan te pas hoeft te komen, terwijl “Hij is het die de regen laat neerdalen nadat zij de hoop hadden opgegeven en Hij spreidt Zijn barmhartigheid uit” (42:28) Uiteraard alleen voor zover we ons niet in een storm bevinden die we van te voren niet hebben kunnen voorspellen, want dan zijn we weer breedsprakig in onze gebeden, omdat we weer proeven dat we geen controle over ons leven hebben.
De grote golf van ongeloof in het Westen is parallel gelopen met de wetenschappelijke ontwikkeling. Niet zozeer omdat wetenschap in strijd is met het geloof, maar omdat de mens met wetenschap in de hand zichzelf onoverwinnelijk acht. Hij gebruikt zijn ratio niet om zijn geloof een nog dieper fundament te verschaffen, om nog meer verwonderd te raken van de Goddelijke schepping, maar om het geloof rationeel weg te interpreteren. Echter, daarmee doet hij zichzelf ook onrecht aan. Aristoteles heeft de mens gedefinieerd als een dier met ratio. Onze ratio onderscheidt ons van andere levende wezens. Maar wanneer de mens zijn ratio misbruikt dan gedraagt hij zich nog erger dan een dier. En God waarschuwt dat de mens na zijn hoogmoed een diepe val zal proeven, omdat wij meer vertrouwen hebben in onszelf dan in God en onze grillen aanbidden, onze angsten, onze successen zoals alleen God aanbeden dient te worden. Daarop antwoordt Hij:
Heb jij gezien naar hem die zijn grillen tot zijn god maakt? God heeft hem bewust tot dwaling gebracht en zijn gehoor en zijn hart verzegeld en over zijn ogen is een sluier. Wie zou hem na God nog de weg kunnen wijzen? Zullen jullie je niet laten vermanen?(Q45:23)
God verzekert ons ervan dat Hij in onszelf en in onze ervaring van de wereld zal laten zien dat het bovenstaande waar is. Sluit je ogen, keer je af van de wereld en graaf in jezelf op zoek naar deze waarheid, opdat je het niet op een pijnlijke manier hoeft te ervaren aan de horizon van je immanente werkelijkheid.
Als je denkt dat je van het bovenstaande gevrijwaard bent en dat het op jou geen betrekking heeft, dan sta je dichter bij het ongeloof, dan geloof. Dit is een puur menselijke conditie waar niemand van gevrijwaard is, maar waar we ons individueel en collectief continu tegen moeten wapenen; het is een “struggle” waar in dit leven geen eind aan komt, omdat rampspoed en voorspoed, het goede en het kwade, straf en genade in ons persoonlijk en collectief leven elkaar continu afwisselen. Dit is de echte “jihad” waar de Profeet het over heeft gehad. Geen fysieke, maar een geestelijke; niet tegen een vijand, maar tegen de kiem van het kwade die in onszelf huist.
We moeten op onze hoede zijn voor onszelf en anderen om ons heen die achterover leunen in een spirituele hangmat. Geen levensurgentie voelen en zichzelf prijzen. Mensen die graag het goede dat wij/zij van God proeven tentoon willen spreiden aan anderen alsof het iets is wat wij/zij aan zichzelf te danken hebben. Wat het ook moge zijn, van de soera die wij/zij hebben geleerd en mooi kunnen reciteren tot de titels en graden waarmee wij/zij ons en zichzelf prijzen; van hoge gebouwen waarmee wij/zij willen pronken tot de overwinningen die wij/zij hebben behaald. Wees beducht voor jezelf wanneer je graag door anderen geprezen wilt worden, omdat het jou niet toebehoort, maar afkomstig is van God en jij in het ongewisse bent of je verlichting of vernietiging proeft. Wees op je hoede voor jezelf en anderen wanneer jij en zij heel erg zeker van jouw/hun zaak zijn. Prijs anderen en jezelf niet wanneer jij of zij iets goeds doen, maar prijs en dank de Heer van wie het komt. Wij doen dit tegenwoordig te veel alleen spreekwoordelijk: “mash’allah”, “elhamdulillah”, “subhanallah”. Wij zullen het dichtste bij God staan wanneer wij ervan uitgaan dat iedereen beter is dan wijzelf. Telkens zullen de gedachten van zelfoverschatting in ons hoofd opspringen, maar vraag dan bescherming van God van de bron van deze gedachten, of ze nu vanuit jezelf of van buitenaf worden ingefluisterd. Want,
Van Hem is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is en Hij is de verhevene, de geweldige. Bijna zouden de hemelen boven hen barsten; de engelen prijzen de lof van hun Heer en zij vragen om vergeving voor wie er op de aarde zijn. (Q41:4-5)
Ten tweede moeten we een spiritueel vangnet creëren om niet in wanhoop te vervallen wanneer na onze “du’aa” onze moeilijkheden zich alleen vermeerderen, wanneer de genade lijkt uit te blijven, zodat we niet te diep gaan zinken in wanhoop en vertwijfeling. Het is dan moeilijk, en dit klinkt zo cliché voor degenen onder ons die zich in zo’n situatie bevinden, maar blijf jezelf ertoe dwingen om vast te houden aan het touw van God. Blijf het spiritueel ritme vasthouden aan welke je eerder gewend was geraakt, ook al lijkt dat op dat moment weinig zin te hebben. Uiteindelijk is het zo, en ik kan er niets anders van maken, dat “het heil dat jullie treft, het is voor wat jullie handen begaan hebben. Maar Hij scheldt veel kwijt. En jullie kunnen er op aarde niets tegen doen en jullie hebben buiten God geen beschermer noch helper.” (Q42:30-32)
Zoek nederige mensen op die niet meteen zullen roepen dat zij precies weten wat je moet doen, mensen in wier advies een be- en veroordeling van jou zit. Mensen die ondanks jouw vertwijfeling en wanhoop die van jou wellicht een onaangenaam, cynisch en fatalistisch persoon gemaakt hebben, nog steeds zichzelf niet boven jou stellen, maar hun mouwen opstropen en handelen, zonder veel te zeggen. Zij luisteren naar je, maar zeggen weinig (ook al hebben ze jouw gejammer al zo vaak gehoord); zij nodigen uit, maar dwingen niet; zij slikken in, maar nemen geen afstand; zij laten hun daden spreken en blijven nederig. Nederige mensen, wie zij ook mogen zijn, zijn onze voorbeelden. Zij die hebben, maar er afstand van doen; zij die kunnen pronken, maar zich schamen; zij die weten, maar weinig preken; zij die droevig worden van de macht; zij die veel geven, maar weinig vragen. Zij hebben werkelijk de besproken verzen begrepen en zijn bereid ernaar te handelen. Zij zijn de ware “mujahedin”.
Niet vanuit valse bescheidenheid of om, in het licht van het bovenstaande, punten te scoren, maar oprecht weet ik, en de mensen die mij kennen helaas ook, dat ik niet de eigenschappen bezit van de nederige mensen wier eigenschappen ik net heb opgesomd. Dat ik eerder in staat ben om dit te schrijven, dan om maar een klein deel ervan te doen. Dat ik veel meer in vertwijfeling en wanhoop verkeer dan ik zou mogen, en dat ik niet genoeg geduld heb voor de mensen die mij nodig hebben. Ik betrap me erop dat ik te vaak mensen die ik ken en niet ken be- en veroordeel. En ik weet dat deze uiteenzetting vooral een aanmaning is voor mijzelf. Maar ik hoop dat ik en jullie, voor ons eigen bestwil, deze mensen zullen worden. Vandaar mijn “du’aa” voor ons allemaal:
“Oh Allah bescherm ons van het kwade dat ons tot wanhoop en vertwijfeling drijft en van het goede dat ons hoogmoedig maakt en naar de afgrond leidt!”
Dit stuk is ingezonden door Luqman Spahic. Luqman is afkomstig uit de buurt van Srebrenica, Bosnië en woont sinds 1994 in Nederland. Hij is afgestudeerd in de politieke filosofie en denkt dan ook graag lang en diep na, ook over de Qur’an.
Dit is deel 25 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een presentje thuisgestuurd.
2 Reacties op "Hoop en wanhoop – Juz’ 25"
Wat een fijn stuk, ma sha Allah.
Dit gaat volgens mij exact over waar deze religie voor bedoeld is: een correcte houding innemen naar Allah, naar jezelf en naar je medemens.
Vooral de beeldspraak van een spiritueel vangnet spreekt me erg aan in dit stuk. Ik denk dat het heel belangrijk is om niet alleen een spiritueel vangnet in de vorm van rituelen van aanbidding te hebben, maar ook in de vorm van een goede sociale omgeving. Ik merk bij mezelf dat mijn spirituele fitheid erg afhangt van hoe goed mijn contact is met bepaalde mensen in mijn omgeving die het beste in me naar boven weten te halen. Vrienden, maar bijvoorbeeld ook religieuze voorbeeldfiguren. Ik heb bv. 1 shaykh die zich altijd om me bekommerd heeft, die er op moeilijke momenten voor me was, maar die ik afgelopen jaren veel minder spreek wegens moeilijke omstandigheden voor hem. Ik merk dat daarmee ook ’n stukje spiritueel vangnet verdwenen is voor me, dat ik iemand mis om op terug te vallen. Maar gelukkig staan dan wel weer goede vrienden klaar om dat gat deels te vullen.
En wat ik ook fijn vind, is als ik soms twijfels heb over bepaalde aspecten in het geloof, of bijvoorbeeld twijfel of God er wel voor ons is (zulke twijfels kan de beste overkomen), dat ik daar dan eerlijk over kan zijn tegenover bepaalde mensen in mijn omgeving, en dat die dan niet veroordelend zijn, maar een luisterend oor bieden en meedenken over hoe je die twijfels weer te boven kunt komen. Dat is ’n vorm van spiritueel vangnet dat soms ontbreekt doordat het taboe lijkt toe te geven aan je omgeving dat je ’t soms ook allemaal even niet weet met Allah en de islam. Niet alles is altijd even simpel en duidelijk.
Soms kun je erg in de knoop terecht komen in je leven, kun je behoorlijk ruzie met jezelf krijgen en dat dan op Allah projecteren (met Allah heb je dan natuurlijk niet echt ruzie, ook al voelt dat dan wel even zo). DAn is dat spirituele vangnet o zo belangrijk.
Ik ben heel benieuwd wat anderen ervan vinden.
Inderdaad Munir. Er rust veel taboe erop, terwijl die mensen waarschijnlijk zo onbewust zijn van zichzelf dat ze t zelf niet doorhebben wanneer zij twijfelen of andere gevoelens in zich hebben.
Ik ben blij voor je dat jij in ieder geval ergens op terug kan vallen.
Inderdaad heel belangrijk een spiritueel vangnet, een echte wijze sterke vangnet.
Ik vind t goed dat jij eerlijk durft te spreken, wat weinig mensen durven, inderdaad extreme taboe, op twijfel , woede, pijn etc. Zij die überhaupt genoeg bewustzijn hebben om door te hebben dat ze wat voelen, stoppen het nog vaak weg ook, uit die angst om raar aangekeken te worden of zelfs echt buiten de cirkel gezet te worden. Terwijl t heel belangrijk is dat er daar een opening voor bestaat. Islam HOORT transparant te zijn..en dus moslims.
Maar wat betreft dit mooie stuk:
Zoek nederige mensen op die niet meteen zullen roepen dat zij precies weten wat je moet doen, mensen in wier advies een be- en veroordeling van jou zit. Mensen die ondanks jouw vertwijfeling en wanhoop die van jou wellicht een onaangenaam, cynisch en fatalistisch persoon gemaakt hebben, nog steeds zichzelf niet boven jou stellen, maar hun mouwen opstropen en handelen, zonder veel te zeggen. Zij luisteren naar je, maar zeggen weinig (ook al hebben ze jouw gejammer al zo vaak gehoord); zij nodigen uit, maar dwingen niet; zij slikken in, maar nemen geen afstand; zij laten hun daden spreken en blijven nederig. Nederige mensen, wie zij ook mogen zijn, zijn onze voorbeelden. Zij die hebben, maar er afstand van doen; zij die kunnen pronken, maar zich schamen; zij die weten, maar weinig preken; zij die droevig worden van de macht; zij die veel geven, maar weinig vragen. Zij hebben werkelijk de besproken verzen begrepen en zijn bereid ernaar te handelen. Zij zijn de ware “mujahedin”.
Helaas zijn daar extreem weinig mensen van, en ik vind ook dat dit bovenstaande juist een moslim definieert. Maar vooral nu in deze narcistische digitale tijden, is het vooral mensen prijzen die t goed hebben en wegkijken van hen die lijden en zelfs erop neerkijken.
In een wereld waarin mensen vooral zeggen dat ze het aan zichzelf en hun sterke aanpak te danken hebben dat ze staan waar ze staan, en ongetwijfeld is dat ook zo naast veel andere zaken die mee komen kijken. Daar is veel over te zeggen..
Maar mooi inderdaad en nogmaals jammer dat er heel weinig van die mensen bestaan, ik ken ze zelfs niet.