Voorpagina Islam, Jouw Dagelijkse Dosis 2015 / 1436, Ramadan

Religieuze wortels en gedenken – Juz’ 21

Af en toe kom ik bij mijn oma op bezoek, de enige nog levende katholiek in mijn familie, en eigenlijk ook vrijwel de enige katholiek die ik ken. We spreken nauwelijks over geloofszaken met elkaar, maar af en toe haalt ze ’n schoenendoos tevoorschijn vol met oude gebedenboekjes en bidprentjes van haar en mijn opa, en van hun ouders. De katholieke kerk is een onbekende wereld voor me, het is vrijwel geheel afwezig geweest in de sterk geseculariseerde sociale omgeving waarin ik opgegroeid ben, en voor mij is het elke keer weer ’n verrassing om in die schoenendoos te zien hoe diep het katholicisme toch ook met mijn eigen familiegeschiedenis verweven is. Zo lees ik bijvoorbeeld op het bidprentje voor het overlijden van de moeder van mijn oma dat ze de gewoonte had iedere dag naar de kerk te gaan voor de mis, en lees ik op het bidprentje voor de vader van mijn oma de volgende tekst: “Gedenk, o Heer, hoe ik voor U in waarheid en met een oprecht hart gewandeld heb en gedaan heb, wat goed is in uw oogen.” Ook had mijn oma een neef die tot priester gewijd was en voor het kloosterleven gekozen had. Blijkbaar waren godsbewustzijn, devotie en gebed geen vreemde woorden een aantal generaties terug in mijn familie, zoals ik dat nu ook zelf met vallen en opstaan in mijn leven probeer te implementeren.

Mijn oma heeft me al die gebedenboekjes en bidprentjes meegegeven. Ze is zich ervan bewust dat haar leven langzaamaan op zijn einde loopt en weet dat dit anders misschien allemaal bij het oud papier belandt. In onze familie speelt geloof verder geen rol. Blijkbaar vond mijn oma het heel leuk te merken dat ze een kleinzoon heeft die ook religieuze sentimenten heeft, ook al vindt de beleving van die sentimenten plaats binnen een wereld die voor haar dan weer onbekend is. Terwijl ik dit stuk schrijf, liggen die gebedenboekjes naast me. Ik zie titels als “Heer Leer Ons Bidden”, “De Navolging van Christus”, “Met Gevouwen Handjes” en “De Katholieke Moeder”. Die gebedenboekjes zijn gevuld met gebeden die weliswaar anders zijn dan we gewend zijn, vaker aan de Zoon en aan Maria dan aan de Vader gericht, maar die toch heel nabij en vertrouwd kunnen klinken.

Een gebed als deze vindt in ieder geval ook in mijn hart weerklank:

God! Ik kan niets zonder uwen bijstand, kom mij ter hulp. Sterk mijne zwakheid. Ondersteun mijnen wil, die zoo dikwijls voornemens opvat en dezelve spoedig weder vergeet, ten einde ik datgene volbrenge, wat ik mij met uwe genade voorstel te doen. Ik wil alles, wat ik heden zal denken, spreken, doen en laten, zorgvuldig beproeven; opdat ik niets denke, spreke, doe en late, wat strijdig is met de liefde en gehoorzaamheid jegens U, en bijgevolg, wat U mishaagt. Ik draag U op al mijne gedachten, woorden en werken.

Deze vergeten familiegeschiedenis maakt veel in me los. Vaak vraag ik me af waar ik terecht gekomen zou zijn als ik me als tobbende tiener meer bewust geweest was van de religieuze wortels die wel degelijk in mijn familie aanwezig zijn. Als ik geen moslim was met een eigen inmiddels stevig verankerde geloofsbeleving, wat zouden deze boekjes en prentjes nu dan bij me losgemaakt hebben? Zou het dan niet nog meer in me losgemaakt hebben dan het nu al doet? Zou ik me hebben kunnen redden binnen het katholieke geloof? Zou ik er iets mee gekund hebben in mijn dagelijks leven? Misschien zelfs ’n kloosterleven overwogen kunnen hebben? Wat geeft de islam mij dat het katholicisme mij niet had kunnen geven? En was ik nu dan een heel ander mens geworden dan dat ik nu ben met de islam als leidraad? Antwoorden op die vragen zijn soms snel te geven, maar soms leidt het ook tot diepere overpeinzing en religieuze zelfondervraging.

In juz’ 21 lees ik een aantal passages die me vanuit deze achtergrond erg raken. Allereerst is daar de emotionele passage van de zeer eenvoudige en wijze adviezen van Luqman aan zijn zoon (Q31:12-19). Die adviezen zou je kunnen samenvatten als ’n kernachtige opsomming van de belangrijkste zaken van deze religie. Religie (Dien) bestaat, zoals onderwezen door Jibriel via onze profeet Mohammed ﷺ aan zijn metgezellen, immers uit geloofsleer (imaan), uit het volgen van het voorgeschreven gebodene en verbodene (islaam), en uit je innerlijke houding en gedrag (ihsaan). Allereerst is daar het advies van Luqman aan zijn zoon om Allah dankbaar te zijn en Hem geen deelgenoten toe te kennen. Dit Godsbesef bestaat niet in isolatie. Luqman paart het met een sterk besef van moreel rekenschap: Allah zal zelfs de kleinste daad in het verborgene verricht uiteindelijk openbaar maken. Vervolgens, na bewustzijn van God en het uiteindelijke gericht, spoort Luqman zijn zoon aan tot handelen. Hij adviseert zijn zoon de salaat te verrichten, aan te sporen tot het goede, het kwade te verbieden en geduldig te verdragen wat hem overkomt. Na het geloof en het handelen spreekt hij zijn zoon aan over zijn akhlaaq:

En wend jouw gelaat niet minachtend van de mensen af en wandel niet trots op aarde rond. Allah heeft de hoogmoedige en de opschepper niet lief. En loop met bescheiden tred en temper je stem. Het meest onaangename geluid is het balken van de ezel. (Q31:18-19)

Een krachtigere samenvatting van onze religie is haast niet te geven, en deze woorden klinken keer op keer diep door in mijn ziel. Eigenlijk is het me dan meteen duidelijk waarom de islam mijn weg is in het leven.

Maar toch. Mijn oma moet vroeger ook soortgelijke dingen tegen haar kinderen gezegd hebben, maar dan geformuleerd in de taal van haar eigen geloofstraditie. Toch is ze er niet in geslaagd haar kinderen haar geloof mee te geven, hoe belangrijk het ook voor haarzelf was. Ze zijn in hun volwassen leven hun eigen weg gegaan, met als resultaat dat ik zulke religieuze adviezen als kind zelf niet gehad heb. Hoe dat razendsnelle proces van afkering van het geloof binnen één generatie heeft kunnen gebeuren, niet alleen met de kinderen van mijn oma, maar met een hele naoorlogse generatie waar die kinderen deel vanuit maakten, dat vraagt ook van ons moslims overpeinzing. Zo’n radicale wending van levensoriëntatie van zo’n grote groep mensen is maar weinig voorgekomen in de geschiedenis, en is tekenend voor de conditie van (post-)moderniteit. Ik vraag me af of en hoe het mezelf gaat lukken deze adviezen aan mijn kinderen te geven, en ze zo diep te planten dat ze die nog bij zich dragen wanneer ze op eigen benen staan. En hetzelfde vraag ik me af voor de moslims in het algemeen. Gaat het ons lukken deze religie stevig te verankeren in de levens van de komende generatie? Ligt er voor ons iets soortgelijks op de loer als de christenen in Noordwest-Europa overkomen is? Of lukt het ons de kernwaarden van onze religie diep in hun binnenste in te graveren en ons zo te bestendigen tegen al te radicale collectieve culturele en religieuze koerswijzigingen?

Een ander vers in juz’ 21 geeft daar misschien deels antwoord op.

Reciteer hetgeen aan jou van het Boek is geopenbaard en verricht de salaat. De salaat weerhoudt de mens van het gruwelijke en het verwerpelijke. En het gedenken van Allah is inderdaad het hoogste. Allah weet hetgeen jullie doen. (Q29:45)

In dit vers geeft Allah de mens houvast en zekerheid door ons op te dragen Hem te gedenken, onder andere door het reciteren van de Qur’an, door het verrichten van het rituele gebed, en door het doen van dhikr. Hoe tumultueus de wereld ook, hoe postmodern ook, het gedenken van God geeft houvast, rust en stabiliteit. Wanneer we onze kinderen dit weten mee te geven, samen met de adviezen van Luqman, dan weten we onze kinderen denk ik bestendig te maken tegen de snel veranderende wereld, waarin de gemeenschappelijke geest zo eenvoudig kan overslaan van het ene naar het andere.

Het reciteren van de Qur’an is natuurlijk het mooiste wanneer dit voorafgaat door memorisatie. Wanneer je ’n kleine portie van je dag steekt in het memoriseren ervan, wat op zichzelf al ’n training in discipline en toewijding is, draag je het vervolgens ook altijd bij je, ook als je geen papieren exemplaar op zak hebt. Je kunt jezelf dan de gewoonte aanleren om iedere dag een bepaald stuk uit je hoofd te reciteren. Dit leidt tot ’n intieme verhouding tot de tekst, die je op ’n gegeven moment door en door kent, en die je steeds meer weet te raken. Ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld ’n cellist ook zoiets voelt met zijn instrument die hij tot in perfectie heeft leren beheersen aan de hand van ontroerende muziekstukken. Het mooie is dat de Qur’an veel spreekt over de eigenschappen van God, en je aanspoort om goed om je heen te kijken naar de schepping. Wanneer we zulke passages reciteren, helpt het ons om over God na te denken (blijft best moeilijk), en onze zintuiglijke band met de schepping scherp te houden.

Het dagelijkse rituele gebed (daarnaast heb je natuurlijk ook nog niet-rituele smeekbede, du’aa, of ‘intieme gesprekken’, munaajaat) zorgt ervoor dat we met (en voor) God wakker worden, en ook met Hem gaan slapen, en daarnaast het ritme van onze dag rond die gebeden opbouwen. Dat gebed is een constante in ons leven: waar we ook zijn, hoe we ons ook voelen etc., die afspraak met God staat, en het geeft voldoening die afspraak na te leven. Het zijn die gebeden die ons (zouden moeten) helpen overal houvast te voelen en ons waar ook ter wereld op onze plaats te voelen, in welke richting de wind van de tijdgeest ook waait. In een tijd dat ons tijdsbesef door de klok bepaald wordt en ons ruimtebesef door de ANWB, biedt het ons ook een gelegenheid tot contact met de natuurlijke orde: door het steeds moeten bepalen van de qibla, en de afhankelijkheid van de gebedstijden van de zon krijgen we toegang tot een andere relatie tot tijd en ruimte.

Natuurlijk is niet elk ritueel gebed optimaal in de innerlijke beleving, en is er niet elke keer de juiste ‘klik’, concentratie, bezinning, bewustzijn van de symboliek van je handeling etc. Juist daarom is het zo goed dat er sprake is van een rituele cyclus. Veel gebeden bid je maar gewoon omdat je het nou eenmaal afgesproken hebt, maar daardoor werk je wel toe naar dat ene gebed dat zo speciaal is, waarin alles klopt, en je werkelijk voelt dat je voor God staat, voor Hem knielt, jezelf aan Hem overgeeft, geestelijk en lichamelijk. Waarschijnlijk lijkt dat wel ’n beetje op hoe kloosterlingen spreken over hun rituele samenkomsten. Het is net als met fitness: om die ultieme workout te hebben, zul je toch regelmatig naar ’t centrum moeten gaan.

Maar uiteindelijk is, geloof ik, het gebed instrumenteel voor iets anders. Ik herinner me uit colleges antieke en premoderne filosofie dat in principe alle filosofische disciplines, hoe abstract en specifiek ook, in dienst stonden van de ultieme vraag wat het betekent om een goed en volledig mens te zijn. Zo sta ik ook in de religie: ik denk dat de rituele beleving, maar ook de wetenschappelijke disciplines als theologie etc., uiteindelijk allemaal terug te brengen zijn naar die ene vraag ‘Hoe word ik een goed en volledig mens’. Die vraag is volgens mij alleen via ethiek te beantwoorden: een goed en volledig mens word je door ethisch om te gaan met je medeschepselen. In het geval van het gebed wordt die instrumentaliteit van het ritueel ook bevestigd in bovenstaande passage uit de Qur’an: Het gebed houdt af van wat slecht en verdorven is (Q29:45). Het ritueel staat in dienst van de moraal.

Misschien is dit deels een antwoord op de vraag wat ik in de islam vind en in het katholicisme misschien minder gevonden zou hebben. Deze intensiteit van het gedenken van God, middels het memoriseren en reciteren van Zijn Woord, middels het rituele gebed dat me op vaste tijden in contact brengt met zowel God als de kosmos, en middels andere vormen van dhikr in de dagelijkse routines verweven, zo duidelijk gekoppeld aan moraal en ethiek, niet alleen voor een aparte klasse van kloosterlingen, maar ook voor de reguliere individuele gelovige binnen handbereik, dat voelt voor mij toch als een diepere vorm van devotie dan ik vind in de gebedenboekjes die nu naast me liggen. En zo peins ik nog wel even verder op deze mooie warme dag in Ramadan.

Dit is deel 21 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft een team van schrijvers een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen. Iedere dag kiest een jury de beste reflectie. De winnaar krijgt een presentje thuisgestuurd.

Jouw Dagelijkse Dosis 2015 / 1436:

Pasha Cayman is dol op tafsir. Hij leest zich dan ook ’n slag in de rondte, van middeleeuwse commentaren tot moderne interpretaties. Maar het leukste vindt hij de Qur’an te lezen met ‘n blik op de toekomst, en de aayaat al-aafaaq wa’l-anfus, de tekenen van de schepping en de menselijke geest, te verbinden met God’s eeuwige woord. Pasha gelooft dat de Qur’an als elektriciteit is: als jij er geen fouten mee maakt, gaat de waarheid zijn natuurlijke weg. Hij krijgt dan ook regelmatig stroomschokken, maar overleeft het vooralsnog.

Lees andere stukken van Pasha