Uncle Ismail stapt de brede gang in van de ruime vinexwoning, staat onderaan de trap en roept zijn kinderen tot de orde die op zolder vrolijk zitten te klieren. Het is een flauwe winter enkele jaren nadat de Twin Towers in elkaar stortten en we wachten in de woonkamer tot het tijd is om te ontvasten.
Ik ben 26 en niet zijn kind, maar ik zie zijn olijke glimlach – de bolle wangen en het spierwitte baardje reflecteren een warm licht – en ik voel me zowel thuis als een beetje ongemakkelijk. Ik ben namelijk niet thuis. Ik zit in de woonkamer van Uncle Ismails dochter en haar man, tezamen met mijn vrienden uit de Engelse boekhandel waar ik werk, en hun familieleden. Het is een mooie mengelmoes aan mensen: de kern is Zuid-Afrikaans en moslim, maar eromheen zitten vriendjes, vriendinnetjes, echtgenoten en ander rondscharrelend volk (ik) met wortels in Amsterdam-Oost en Turkije, Marokko, Egypte, Maleisië, India en Mijdrecht. Engels, Urdu, Amsterdams, Arabisch en Turks strijden om voorrang.
In mijn herlezing van Juz’ 14 werd ik teruggeworpen op mijzelf. Wat betekent het voor mij om moslim te zijn? Wat betekent het om deel uit te maken van die moslimgemeenschap, de umma? Ik merkte dat ik in mijn teksten steeds vaker het woordje “moslimgemeenschap” verving door “moslimgemeenschappen” om eer te doen aan de diversiteit van moslims in Nederland, maar ook om gewoon eerlijk te zijn en de hypocrisie van die utopische “1 Umma” te laten varen. We zijn geen eenheidsworst, niet als moslims, maar ook niet als mensen op deze planeet. Zoals te lezen staat in soera An Nahl (16:93):
“Indien Allah het had gewenst, zou Hij jullie tot één volk hebben gemaakt. Maar Hij doet dwalen wie Hij wil en leidt wie Hij wil. Jullie worden zeker ondervraagd over hetgeen jullie hebben verricht.”
We hebben niet altijd het beste met elkaar voor, zijn soms niet eens bewust van elkaar, maar als we dat wel hebben en als we dat wel zijn, kunnen we tot grootse hoogte rijzen. Maar voor elk van die handelingen – positief of negatief – zullen we verantwoordelijk worden gehouden.
Enfin, het deed me terugdenken aan die eerste dagen dat ik de Ramadan mee vastte, aan de leidende figuur van Uncle Ismail en aan de familie die mij islam bijbracht. Moge Allah hen belonen met alle goeds in deze wereld en met het mooiste paradijs in het hiernamaals. Amen.
Ik druk mezelf wat dieper in het hoekje van de bank. Ik vast dit jaar voor het eerst mee tijdens de Ramadan en ben door de familie voor de tweede keer uitgenodigd om gezamenlijk het vasten te verbreken. Ik ken enkele gezichten, namen en praatjes. Het is nog steeds wat onwennig, maar ik geniet. Ik inhaleer de sfeer en ben alert, zelfs wat hyper, maar probeer mezelf een beetje in toom te houden. Het is een tijd van bezinning, Steenvoorden, niet van onzinnig gedrag. Ik zou me graag mengen in de drukte van kinderen en kleinkinderen en wat rondrennen en schreeuwen. In plaats daarvan blijf ik zitten. De bank is vol en ik zit met mijn rechterdij tegen iemand aan die ik niet zo goed ken. Het maakt me onrustig.
Opeens klinkt door de gang de krachtige stem van Uncle Ismail:
Allahoe Akbar, Allahoe Akbar, Allaaaaaahoe Akbar, Allaaahahaaahoe Akbar….
Vlak voordat de geloofsgetuigenis weerklinkt vraag ik me af of hij ook zou slissen tijdens het verrichten van de gebedsoproep. De slis in zijn praatjes is heel klein, bijna niet op te merken, maar het volume en de lengte van de adhaan maakt dat het bijna niet kan ontbreken.
Jaren later denk ik weer aan zijn stem als ik voor het eerst Mekka en Medina bezoek. Ik probeer het graf van Uncle Ismail te vinden op Jannat ul Baqi, de begraafplaats naast de moskee van de Profeet (s) in Medina, maar niets staat op naam. Stomme Saudi’s met hun flutregeltjes. Tijdens mijn smeekbede denk ik aan hem en aan zijn stem. Zijn enthousiasme over islam, zijn liefde voor de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, en zijn verhalen over de dagen dat hij met de Tablighi Jamaat aan de boemel ging. Ik mis die man.
De avond dat ik hem voor het eerst ontmoet, zitten we bij een Auntie die alleen woont en die de moeder van mijn collega is. Het is een strijdbare vrouw die mij hartelijk welkom heet om me vervolgens eens flink aan de tand te voelen over de redenen dat ik daar ben. (Een Ramadan later belandde ik met haar in een verhitte discussie over Arabisch, waarin ik in mijn jeugdige maar zeer misplaatste arrogantie heel erg mijn best leek te doen om precies het verkeerde te zeggen of suggereren. Ze zette me zonder al teveel poespas op mijn plaats. Ik zit er nog steeds.)
Uncle Ismail zit aan haar tafel en is gedreven. Er blijken die avond nog geen regelingen getroffen te zijn voor het avondgebed. Zijn onrust duurt even voort, want na het verbreken van het vasten met een simpele dadel en wat water, wil hij meteen naar de moskee voor het late avondgebed. “Ismail sit down and leave those children alone. They are eating.” Zijn vrouw herstelt de orde. We eten – samosa’s, biryani, pattis, sappie d’r bij. Maar uiteindelijk is hij niet meer te houden en we springen met een klein clubje in de auto om naar de moskee te gaan. We zijn de eersten. In een vreemde moskee. Ergens in het midden van het land.
Een van de dingen die me het best zijn bij gebleven van Uncle Ismail is zijn eeuwige haast om naar de moskee te gaan. Binnen of buiten de Ramadan – hij stond altijd met een been buiten de deur, terwijl hij nog snel iets tegen me zei als: “You know, ah, Noureddine, our beloved Prophet – Peace be upon him, Salla Allahoe alehi was sallam! – had an amazing agility.” Of: “Did you know, Noureddine, that the salaat of our beloved Prophet was sometimes long and sometimes short, depending on the circumstances, but always contained the wonder of the “seven oft repeated verses” of al-Fatiha?
“Inderdaad, Wij hebben jou (o Mohammed) zeven vaak herhaalde verzen en de geweldige Qur’an gegeven.” (15:87)
Terwijl we in de eerste rij van de moskee zitten en de vaste jamaat langzaam binnen druppelt begint er een korte preek. In het Turks. Of Arabisch. Uncle Ismail kijkt me aan en zei: “I never understand these people. How long they been here? Why they preaching in another language? You know, Noureddine, just do dhikr. Just ignore them. Just remember Allah.” En zo brengen we de tijd door tot het gebed begint. Behalve dat ik nog niet precies weet wat dhikr is en hem niet meer wil storen. Even wachten nog. Dan. Staan. Buigen. Staan. Knielen. Overgave. Knielen. Staan. Repeat.
Na de gebeden gaan we terug naar Auntie en eten we rustig. Ondertussen krijg ik van hem een korte cursus: wie bidt waar, hoe en hoe lang? Zo hebben we het uitgebreid over 8, 11, 23 of 24 raka’aat, de neiging van sommigen om hun voeten tijdens het gebed half op jouw voet te zetten. Of wijdbeens te gaan staan. Of als een eend te gaan staan met de tenen naar buiten gericht en de pelvis naar voren. Of om juist niet aan te sluiten in de rij. Uncle Ismail heeft overal een mening over.
En nu ik eraan denk, geef ik hem postuum vaak gelijk. Uncle Ismail kon overigens ook een ontzettend eigenwijze tuinkabouter zijn.
Ergens in mijn vijfde ramadan zijn we bij een andere uncle en deze woonde om de hoek van de Marokkaanse moskee. Handig, want het is de 27ste Ramadan dus, zo weet ik inmiddels, is het tijd voor de nacht van de bepaling – laylat ul qadr! Beter dan 1000 maanden! Sssssscooooore!
Dat gaat net even anders.
Terwijl Uncle Ismail zijn vasten verbreekt vertelt hij me waarom Turken en Marokkanen niet altijd samen hun Ramadanmaand beginnen. Onze mengelmoes-crew mengt zich in het gesprek en de voors en tegens van het zien van de geboorte van de maan vs. het berekenen ervan doen de ronde. Uiteraard komen we er niet uit. Maar Uncle, zo vraag ik, we gaan vanavond toch wel naar de Marokkaan, Laylat ul Qadr en zo?
No. No. No. No, Noureddine. No.
Did you know, Noureddine, that our beloved Prophet actually never gave us the actual date of Laylat ul Qadr? We are meant to look for it in the last 10 days of Ramadan by intensifying our worship of Allah, not to create soms sort of Muslim Christmas. Come once a year and never show your face in mosque again?! What kind of islam is that? So. We will look for it. At the Turkish masjid. Waar het dus nog de 26ste Ramadan was.
En daar gingen we. Ondertussen was hij nog immer kwiek en vief en goed ter been. Hij liep nog altijd voor ons uit, was nog altijd de eerste die de deur uit liep naar de moskee, maar iets was veranderd. Ik wist het destijds niet, maar tussen twee Ramadans zagen we elkaar minder en bleek hij kanker te hebben gekregen. Het verliep allemaal enigszins buiten mijn gezichtsveld en ik hoorde het eigenlijk pas toen hij vertelde weer kankervrij te zijn. De artsen hadden hem opgegeven en hij was vertrokken naar Zuid-Afrika en met gebed en vertrouwen op Allah was het toch goed gekomen. Alhamdulillah. Tot het enkele jaren later toch weer misging en hij zijn laatste wens ging vervullen om de Profeet, vrede en zegeningen zij met hem, te gaan bezoeken in Medina. Hij kwam niet meer terug en ligt nu tussen de vroege moslims begraven, precies waar hij wilde zijn, trouw tot het einde, zoals het staat beschreven in soera al Hijr (16:99):
“En dien jouw Heer, totdat het zekere – de dood – tot jou komt.”
Ik hoop nooit zijn lessen te vergeten. Die eerste stappen in islam. De gesprekken over de wens, de realiteit, het streven. En altijd weer terug naar de kern gaan. Wat is de kern van jouw islam? Wat is de kern van het doel van je leven? Soera 16 vat die kern voor mij samen in vers 91-194: “Kom je verbond na (met Allah maar ook met de mens), verbreek geen beloftes, bedrieg niet, en houd anderen niet van het pad van Allah af.”
Moge Allah, de Allerhoogste, onze geliefde Uncle Ismail een wijd graf schenken met uitzicht op het paradijs en hem op de dag des oordeels het paradijs schenken met zijn geliefden. Ameen.
(“Did you know, Noureddine, that our beloved Prophet صلى الله عليه وسلم said, “The supplication of a Muslim for his brother in his absence will certainly be answered. Everytime he makes a supplication for good for his brother, the angel appointed for this particular task says: `Ameen! May it be for you, too’.” (Muslim).)
Dit is deel 14 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft, presenteert of declareert een team van gasten een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen.
Afbeelding: pixabay.
2 Reacties op "Ramadanavonden met Uncle Ismail – Juz’ 14"
Mooi en ontroerend!
Wat mij het meest is bijgebleven was zijn bereidwilligheid om iedereen te helpen – vriend of vreemde.
Hij was de spil van de Muslim Zuid Afrikaanse gemeenschap. Ik mis hem heel erg.