Een in het oog springend vers in Juz’ 21 is Q30:42:
“Zeg: reis op de aarde rond en kijk hoe het einde is geweest van degenen die er voordien waren. De meesten van hen waren afgodendienaren.”
Dit lees ik niet alleen als een aansporing om uit religieuze devotie fysieke reizen te maken om God’s tekenen te aanschouwen, om middels het bezoeken van historische plaatsen inzicht te krijgen in hoe belangrijk het is om de wil van de ene God juist te volgen om het voortbestaan van je beschaving zo te waarborgen. Ik lees het ook als een oproep om intellectueel te reizen, door het bestuderen van geschiedenis het grote plaatje van de wil van God met de mens te leren zien. Geschiedenis kan zo iets worden wat ons dichter bij het Goddelijke geheim brengt van wat Hij met ons van plan is (“Ik weet wat jullie niet weten”), en wat ons laat zien dat we ons als mensheid op een pad van verbetering bevinden in hoe we met elkaar omgaan. Zoals de islamitische denker Jawdat Said zegt:
“Voor zover de mensheid zijn geschiedenis begrijpt, begrijpt het ook zijn toekomst en zijn potentiële capaciteiten. Zoals we in een weerloos kind de belofte zien van wat het uiteindelijk zal worden, zo moeten we ook waken voor de korte blik op onze soort die ons tot twijfel, verwarring en wanhoop drijft, een moment waarin een holistische visie op de toekomst ontbreekt. Dat moment maakt zoveel intellectuelen pessimistisch, omdat ze de aard van de reis van de mensheid niet begrijpen: ze concentreren zich op menselijke terugvallen, en weigeren de creativiteit en onophoudelijke innovatie onder ogen te komen die zo kenmerkend zijn voor de menselijke geschiedenis. Met een diep begrip van het verleden, dat ook naar de toekomst reikt, kan de mensheid een optimistische visie krijgen en bewondering voor de wetten die ons universum besturen, en zo uit hun toestand van pessimisme komen. We zouden in feite kunnen zeggen dat iemand mens is voor zover diegene kennis heeft van de mensheid: uitgebreide historische kennis is de ziel van de mensheid.” (1)
Het begrijpen van de geschiedenis van het ontstaan van de islam vormt daar wat mij betreft geen uitzondering op. Historisch-kritische studie van de context waarin de islam ten tonele verscheen, in welke historische omstandigheden de universele boodschap van de Qur’an ingebed is (de Sitz im Leben van de tekst), kan ons helpen beter te begrijpen wat het Qur’anische ‘momentum’ van deze religie geweest is, wat de ziel van de oorsprong van deze religie is en waar de kracht van het ongekende succes van de eerste vrome generaties nou precies in gelegen heeft. De Qur’an mag dan het eeuwige en onveranderlijke Woord van God zijn, het is wel degelijk geopenbaard in de geschiedenis, en het staat ook in dialoog met die geschiedenis: de geschiedenis krijgt vorm door de boodschap van de Qur’an, maar de Qur’an reageert ook op heel specifieke historische gebeurtenissen. De Qur’an is intiem verbonden aan zijn context van openbaring, en alleen met intieme historische kennis van die context kunnen we de bedoelingen van het Woord van God werkelijk benaderen. Dit doet niets, helemaal niets af aan de Goddelijke status van de Qur’an en van de geldigheid ervan voor alle tijden.
Sterker nog, juist door het in de historische context te lezen en te begrijpen kan men er werkelijk een Boek voor de toekomst van maken.
De islam is geboren in een periode en culturele context die historici sinds Peter Brown de Late Oudheid (Late Antiquity) noemen. Dit is een periode waarin het Byzantijnse Rijk en het Sassanidische Rijk met elkaar wedijverden om de macht in de Vruchtbare Halve Maan, het vruchtbare landbouwgebied van de Nijl tot aan de Tigris. Dit is traditioneel gezien altijd een belangrijk gebied geweest. Niet alleen wordt het vaak genoemd als de geboorteplaats van de beschaving en één van de plekken waar de landbouwrevolutie begon, ook is het altijd een belangrijk kruispunt van handelsroutes geweest dat meerdere continenten met elkaar verbond, en daarmee een regio van grote geopolitieke betekenis. Het is niet voor niets dat tot de dag van vandaag de regio gekenmerkt wordt door grote politieke onrust, en veel bemoeienis van de grote wereldmachten.
Dat was in de tijd van de Byzantijnen en Sassaniden niet anders. De steeds verschuivende grens tussen deze twee wereldrijken lag precies in deze Vruchtbare Halve Maan. Ze waren van 602 tot 628 CE in een hevig en uitputtend grensconflict met elkaar verwikkeld, een periode die grotendeels samenvalt met het profeetschap van onze profeet Mohammed (s). Doordat deze twee grote rijken zo met elkaar bezig waren en elkaar constant verder verzwakten, hadden ze eigenlijk niet goed in de gaten dat er een nieuwe religieuze en politieke macht aan het opstaan was in het Arabisch schiereiland, dat hen enkele decennia later compleet onder de voet zou lopen.
Het Arabisch schiereiland stond weliswaar niet onder controle van deze twee rijken –het was een woest en niet bijster interessant gebied voor ze en erg moeilijk te controleren-, maar er was wel degelijk sprake van culturele, religieuze en politieke invloed. Men was zich in Mekka en Medina terdege bewust van wat zich aan de noordgrenzen afspeelde, het was onderdeel van het bredere referentiekader van de eerste toehoorders van de Qur’an. Ons Boek verwijst dan ook fragmentarisch naar wat zich in die wijdere omgeving afspeelde. Eén soera in de Qur’an, in Juz’ 21, heeft zelfs een heel concrete verwijzing naar het Byzantijnse Rijk als naam: al-Rūm.
Soera al-Rūm begint met een verwijzing naar een veldslag tussen de christelijke Byzantijnen en de Zoroastristische Sassaniden:
De Romeinen zijn overwonnen.
In het meest nabijgelegen land. Maar zij zullen na hun nederlaag zeker overwinnen.
Binnen enkele jaren. Aan Allah behoort het gebod, daarvóór en daarna. Op die dag verheugen de gelovigen zich.
Dankzij de hulp van Allah. Hij helpt wie Hij wenst. Hij is de almachtige, de Genadevolle. (al-Rūm, 2-5)
“De Romeinen zijn overwonnen” is waarschijnlijk een verwijzing naar een gebeurtenis uit 614 CE, acht jaar voor de Hijra. Dit sluit aan bij de classificatie van soera al-Rūm als een Mekkaanse soera. In dat jaar wonnen de Sassaniden onder leiding van Khusro II een belangrijke veldslag van de Byzantijnen en wisten ze zelfs Jeruzalem te veroveren. De Sassaniden maakten toen ook een belangrijke relikwie buit, het veronderstelde kruis van Jezus, en namen het mee naar hun hoofdstad Ctesiphon. De veldslag werd over het algemeen als bepalend beschouwd, en men verwachtte in die tijd dat het de genadeklap voor het Byzantijnse Rijk zou zijn, en daarmee ook voor het christendom –en het monotheïsme in de regio.
De afgodendienaren van Mekka zagen deze overwinning van de Perzen als een positieve gebeurtenis, terwijl het de moslims veel verdriet bezorgde. De Qur’an ging echter niet mee in die negatieve verwachtingen, en voorspelde in het openbaringsmoment juist een glorierijke ommekeer van zaken: over enkele jaren zouden juist de Byzantijnen weer aan de winnende hand zijn, en zouden de moslims daarmee ook grote blijdschap ervaren! Dit wordt door exegeten beschouwd als één van de wonderen die de waarheid van de Qur’an bevestigen: inderdaad waren enkele jaren later, in 628 CE, de Byzantijnen weer aan de winnende hand en konden ze de slepende oorlog in hun voordeel beslechten.
Beide rijken waren door hun onderlinge strijd zodanig verzwakt, dat de moslims toen het hele Arabische schiereiland eenmaal onder controle was beide rijken met gemak wisten in te lijven. Het was als het ware zo dat met de definitieve overwinning van de Byzantijnen de wereld klaar gemaakt werd voor de opkomst en expansie van de islam in deze zo cruciale regio. Er moest een hoop rottigheid en narigheid gebeuren om een nieuwe wereldorde te laten ontstaan die de mens verder voort zou stuwen op het pad van morele vooruitgang.
Dit verhaal sterkt mij in de opvatting dat geschiedenis teleologisch is. Het is niet zomaar een toevallige, contingente aaneenschakeling van gebeurtenissen. God stuurt ons ergens heen, maakt ons middels de geschiedenis klaar om te worden waarvoor Hij ons geschapen heeft, en houdt daarbij Zelf altijd stevig de controle. Hij is de Auteur en de Regisseur van de geschiedenis, en wij mogen allemaal onze rol erin spelen. Dat mag ons positief stemmen. Dingen worden soms lelijk, maar wanneer we naar het grotere plaatje kijken, gebeurtenissen in perspectief zien, gaat het eigenlijk beter en beter met de mens. De mens leert en leert, reist rond op aarde en ziet “hoe het einde is geweest van degenen die er voordien waren”, en bevindt zich daarmee op een gezegend pad naar verlossing.
Exegeten hebben opgemerkt dat de voorspelde overwinning van de Byzantijnen een bron van blijdschap is voor de moslims, en daaruit geconcludeerd dat blijdschap gepast is wanneer een groep een succes behaalt die dicht bij de moslims staat als waardengemeenschap. Voor de moslims in die tijd was een overwinning van een gemeenschap die net als zij in één God geloofden en een volk van het boek (ahl al-kitāb) waren iets waar ze sympathie voor hadden. De moslims kozen dus partij in de strijd tussen de twee grootmachten en hadden een duidelijke voorkeur, waar de afgodendienaren van Mekka juist een voorkeur hadden voor de Sassaniden, die het veelgodendom met elkaar gemeen hadden.
Gesterkt door dit voorbeeld is aan ons de opdracht in deze tijd om ook buiten onze eigen geloofsgemeenschap te kijken naar mensen met wie we waarden gemeen hebben, en blijdschap te voelen wanneer zij iets bereiken waar wij ons ook in kunnen vinden (liever geen uitputtend slagveld meer dan hè, maar gewoon ’n klimaatverdrag ofzo). Zo kunnen we geschiedenis een bron van leiding voor onze toekomst maken.
Dit is deel 21 van Jouw Dagelijkse Dosis. Iedere dag in de Ramadan schrijft, presenteert of declareert een team van gasten een reflectie over de juz’ die praktisch de hele oemmah die dag leest. Alle lezers worden uitgenodigd hetzelfde te doen, en hun eigen reflectie op de juz’ van de dag in de reacties te plaatsen.
(1) Vertaald uit Jawdat Said & Afra Jalabi, “Law, Religion and the Prophetic Method of Social Change, “ Journal of Law and Religion 15, no. 1/2 (2000-2001): 85.
Afbeelding: pixabay.
Volg ons op social media