Voorpagina Cultuur, Ervaringen, Gastarbeiders

“Pas op voor Surinaamse mannen!”

Onze spoorzoekers: Nadia en Fatiha zijn gastarbeiders bij wijblijvenhier.nl en schrijven over gastarbeiders.

Fatima kwam in 1978 op 19-jarige leeftijd naar Nederland. Zij was toen net vijf maanden getrouwd. Fatima’s man vestigde zich reeds in 1970 in Nederland. Fatima is geboren en getogen in Casablanca en heeft één jongere broer en vijf zussen. Haar man komt oorspronkelijk uit het Sous-gebied. Op 20-jarige leeftijd verhuisde hij naar Casablanca om zijn paspoort in orde te maken voor zijn vertrek naar Nederland.

Het gezin waar Fatima uit komt kende vanaf 1971 een leegloop naar het buitenland. Haar oudste zus vertrok in 1971 naar Nederland. Daarna was het Fatima die in 1978 Marokko verliet. Vervolgens vertrok een jaar later de derde zus naar Parijs. De jongste dochters wonen respectievelijk in Italië en Nederland. Van de vijf zussen vertrokken er vier naar het buitenland. Alleen de één na oudste bleef in Marokko.

Fatima’s schoonvader stierf in 1976: haar man ging toen voor het eerst in zes jaar terug naar Marokko. Het was in dit jaar dat de eerste contacten werden gelegd tussen Fatima en haar man. De man van Fatima keerde na de begrafenis terug naar Amsterdam. Voordat ze in 1978 trouwden stuurde hij brieven naar Fatima. Mei 1978 was de bruiloft. Fatima vond het nogal logisch om met haar man naar Nederland te migreren. Ze waren immers getrouwd en in Marokko blijven is nooit een optie geweest. Het duurde 5 maanden om alle documenten te regelen. Daarna kon ze eindelijk naar Nederland vertrekken.

Fatima was erg gelukkig met de gedachte naar het buitenland te migreren. Bij haar bestond het idee van welvaart. Kortom een paradijs op aarde, een nogal naïeve gedachte zegt ze nu. Op de vraag of ze met de kennis die ze nu heeft het anders had aangepakt, antwoordt ze dat ze zonder enige twijfel in Marokko was gebleven. Ze vertelt dat ze een slimme studente was en dat het haar droom was om docent geschiedenis te worden. Als ze in Marokko was gebleven zou die droom werkelijkheid zijn geworden. ‘El Gariz’ (het buitenland) stond gelijk aan Frankrijk, omdat een grote tak van de familie daar woonde. Nederland was volkomen onbekend. Fatima trouwde met een ‘gastarbeider’, omdat ze wist dat ze op deze manier naar Nederland kon komen. Het was mooi meegenomen. Haar vriendinnen en familieleden feliciteerden haar niet met het huwelijk, maar met haar reis naar het buitenland.

Fatima reisde alleen per vliegtuig naar Nederland. Ze weet nog dat ze heel gelukkig was toen ze eenmaal in het vliegtuig zat. Haar man wachtte haar op op Schiphol. Met de auto vertrokken ze naar hun eerste woning in de Van Hallstraat. Fatima was wel tevreden over het huis. Wat haar wel opviel waren de grote glazen ramen en het feit dat overal tapijt lag, zelfs in het toilet. Alle muren waren bovendien behangen. In Marokko was ze juist open ruimtes en kleine ramen gewend. Ook miste ze de mogelijkheid om te dweilen. Tenminste een keer in de week gooiden ze thuis in Marokko emmers vol water om de vloeren te boenen. Ze weet nog dat haar zwager de opmerking maakte: ‘Pas op dat je de vloer niet gaat dweilen!’. Wat ze helemaal vreemd vond, was dat er geen douche in het huis was. Om te wassen gebruikten ze grote teilen. Het eerste jaar in de Van Hallstraat had Fatima helemaal geen contact met de buren. Drie jaar later verhuisde het gezin naar de Amsterdamse Pijp, waar ze dertien jaar hebben gewoond. Fatima denkt met veel plezier terug aan deze tijd. De kinderen werden ouder, waardoor de contacten ook toenamen. Via de school van de kinderen, ontmoette Fatima andere Marokkaanse vrouwen. Echter, dit huis werd te klein voor zeven mensen en Fatima en haar man besloten een huis te kopen. Sinds tien jaar wonen Fatima en haar man samen met hun gezin in een eengezinswoning in een buitenwijk van Amsterdam.

Als ik vraag naar de grootste aanpassingsproblemen, zegt Fatima dat de oorverdovende stilte en de geslotenheid haar het meeste opviel. In Casablanca was ze gewend dat alle deuren open stonden en dat iedereen bij elkaar over de vloer kwam.

Fatima kreeg haar eerste kind in 1979, een jaar na haar komst naar Nederland. Op de vraag wat ze gedurende een gemiddelde dag deed, antwoordde Fatima dat ze het vooral in het eerste jaar heel zwaar had. Niet alleen moest ze wennen aan haar huwelijk, maar ook aan de nieuwe situatie. Haar man werkte van ’s morgens zeven uur tot tien uur ’s avonds. Daarbij had hij ook nog drie keer in de week Nederlandse les in de middag. Dit betekende dat Fatima hele dagen alleen thuis was. De taal sprak zij niet, dus televisie kijken was niet echt aangenaam. Ze had geen vriendinnen en kende haar buren niet. Wel had ze een oudere zus in Amsterdam-Oost wonen. Maar haar zus werkte in die periode ook de hele week, dus konden ze elkaar alleen op zaterdag bezoeken. Er alleen op uit gaan vond Fatima vaak nog te eng. Ze vond dat alle huizen op elkaar leken en de trams zorgden ook voor veel verwarring. Ondanks het feit dat Fatima een geschoolde vrouw was, had ze veel aanpassingsproblemen. Zij schrijft dit toe aan het feit dat de taal onbekend was. Ook benadrukt ze dat het gevoel van discriminatie sterk aanwezig was. Op straat werd ze vaak nagestaard. 

Fatima benadrukt ook dat de schuld deels bij de mannen lag. Zij boezemden angst in bij hun vrouwen. Natuurlijk waren de mannen bezorgd, maar ze wisten hun bezorgdheid niet goed over te brengen. Als ze naar hun werk gingen, waarschuwden ze de vrouwen vooral niet open te doen als er aangebeld wordt. En als ze toch naar buiten gingen, moesten ze vooral oppassen voor donkere mannen, die uit een land komen dat Suriname genoemd wordt. “Ze schijnen nogal agressief te zijn”, aldus de mannen.

Fatima geeft aan dat toen ze haar eerste kind kreeg in 1979 ze een beetje uit haar depressie raakte. Het was alsof een kind een pop kreeg. De hele dag was Fatima in de weer met verkleedpartijtjes, het kind in bad, etc. 

Toen Fatima’s jongste zoon in 1989 naar school ging, is zij gaan werken bij hetzelfde bedrijf als haar man. Voor Fatima was dit een geweldige uitkomst, omdat ze nu eindelijk iets anders kon doen dan de moederrol spelen. Tegenover haar vriendinnen vond Fatima het heel moeilijk om toe te geven dat zij werkte. Marokkaanse vrouwen die werkten was toen nog een taboe. Toen ze uiteindelijk toe gaf dat ze werkte, werd ze overladen met vragen. Of haar man het wel goed vond, of ze überhaupt met mannen werkte, etc.

In 1982 ging Fatima voor het eerst terug naar Marokko. Het grootste verschil was dat ze nu drie kinderen had, een dochter van 3 en een tweeling van net een jaar oud. De reis naar Marokko was heel belangrijk voor Fatima, omdat haar ouders daar nog woonden. Fatima bracht mooie cadeaus mee voor haar ouders en haar zus die als enige in Marokko is gebleven. Fatima en haar man kochten meteen toen ze in Marokko waren in 1982 een appartement in Casablanca tegenover het ouderlijk huis van Fatima.  De mooiste spullen en apparatuur werden gekocht voor het huis in Marokko. De woning in Nederland werd bekleed en ingericht met tweedehandse spullen en apparatuur. Bij Fatima en haar man leefde altijd de gedachte om ooit als de kinderen naar school gaan, terug te keren naar Marokko. Ook bestond de vrees dat ze ooit door de Nederlandse autoriteiten gedwongen zouden worden om terug te keren naar Marokko. Dan is het toch wel makkelijk om alles achter te laten, zeker omdat het geen kostbare spullen zijn. Volgens Fatima leefde dit idee bij veel Marokkanen in Nederland. Nu denkt Fatima erover om ooit terug te keren, maar niet voorgoed.


Nadia Bouras en Fatiha Laouikili maken deel uit van het project ‘Spoorzoekers Cultureel Erfgoed Marokkaanse Migranten’. Zij verzamelen en bundelen verhalen en beeldmateriaal van migranten met als doel het opsporen en bewaren van het cultureel erfgoed van Marokkaanse migranten, die tussen 1960 en 1980 naar Nederland zijn gekomen.