Op 20 januari heeft de rechter een uitspraak gedaan over het gedwongen vertrek van de bestuurders van het Cornelius Haga Lyceum. Het handelen van minister Slob was niet terecht en in strijd met de vrijheid van onderwijs.
Deze uitspraak van de rechter is niet alleen groot nieuws, maar ook belangrijk voor het islamitisch onderwijs in Nederland. Als ISBO hebben wij altijd gepleit voor het openhouden van Cornelius Haga Lyceum, en we hebben ons kritisch opgesteld ten aanzien van de aanwijzing van de minister.
Voor de zomer nog hebben wij bij diverse bijeenkomsten met het ministerie, gemeente Amsterdam, de inspectie en het NCTV aangegeven dat, na alle aantijgingen over vermeende salafistische invloeden en vermeende contacten met terroristische groeperingen in Tsjetsjenië, een hard bewijs nog altijd ontbrak.
Over bewijzen en de situatie heb ik enige tijd geleden ook gesproken met het bestuur van het Cornelius Haga Lyceum zelf, waar ik hartelijk en gastvrij ben ontvangen. In dat gesprek trof ik een strijdbare bestuurder aan. Hij gaf aan zelf op te zullen stappen als er maar een half bewijs zou zijn voor al die aantijgingen. Nu fluit de rechtbank de minister terug.
Het laatste woord is nog niet gesproken, de minister gaat in hoger beroep. Maar de gang van zaken is tekenend en moet naar mijn mening goed worden onderzocht. Ook de handelswijze van NCTV, de gemeente Amsterdam en de inspectie zouden tegen het licht gehouden moeten worden.
We willen als islamitisch onderwijs in Nederland erop kunnen rekenen dat de overheid, gemeenten, inlichtingendiensten en de inspectie onbevooroordeeld zijn en zorgvuldig te werk gaan. Dit is van groot belang voor het wederzijds vertrouwen in de samenwerking met elkaar.
Persoonlijk vind ik het jammer dat het de rechter moet zijn die de vrijheid van onderwijs beschermt. Voor een dergelijk grondrecht zou überhaupt geen rechter nodig moeten zijn. Ik vrees echter dat de rechter het nog drukker zal krijgen, gezien het anti-islam klimaat in de politiek en media.
Volg ons op social media