Iedere keer dat ik de Koran lees, en de boodschap ervan echt goed overpeins, verbaas ik me over de schoonheid ervan. Iedere juz’, iedere surah, iedere aya zowat staat vol met tekenen en boodschappen voor zij die geloven. Je dient aandachtig te lezen om ze te ontdekken. Ook in de juz’ van vandaag lezen we prachtige boodschappen die Allah swt meegaf aan de Profeet saw én aan al Zijn dienaren.
Juz’ 14 bevat de volledige suwwaar Al Hijr (15) en An Nahl (16). In deze Mekkaanse verzen wordt gesproken over verscheidene onderwerpen. Een boodschap die ik er persoonlijk zelf uithaal is dat het hebben van islam in je hart voldoende is. Waarom ik specifiek deze boodschap eruit haal, daar kom ik zo op terug.
Want een van de eerste ayaat die me opvallen bij het lezen van deze juz’ zijn aya 9 tot en met 11 van surah Al Hijr:
Als moslim zie ik het gegeven dat er één Koran is, die door de eeuwen heen onveranderd is gebleven, als één van de bewijzen dat islam het ware woord van Allah is. In de aya hierboven zegt Hij 1400 jaar geleden (!) letterlijk dat de Koran beschermd zal worden. Een van de manieren waarop dat is gebeurd en vandaag de dag nog steeds gebeurt, is memorisatie; we mogen hier als moslim allemaal ons steentje aan bijdragen. De een heeft 15 suwwaar gememoriseerd, de ander 15 ajza en nog een ander de gehele Koran. Maar we dragen op deze manier allemaal bij aan het bewaren van de authenticiteit van de Koran; een hele eervolle gedachte, wat mij betreft. Als ik het op mezelf betrek, vind ik het prachtig dat ik als individu, als simpele dienaar van Allah, een kleine rol hierin mag vervullen.
Direct in de twee ayaat hierna, zegt Allah swt dat er zoals we weten meerdere boodschappers zijn geweest vóór de Profeet saw, en dat zij allen het zwaar te verduren hebben gehad. Een belangrijke lering die ik voor mezelf hieruit trek, is dat zelfs de Profeten, die een verheven status bij Allah swt hebben, op de proef werden gesteld. Ook zij, misschien wel juist zij, werden beproefd. Juist daarom moeten we op het moment van tegenslag, in welke vorm dan ook, Allah swt lofprijzen en ons beseffen dat het misschien wel een blessing in disguise zou kunnen zijn en dat Allah swt alwetend is. Het mooie verhaal van profeet Musa as toen hij de du’a Rabbi inni lima anzalta ilayha min khayrin faqir deed, is daarin een goed voorbeeld voor ons: ondanks alle tegenslagen en alle dingen die je niet hebt, wees dankbaar voor hetgeen dat je wel hebt en uit die dankbaarheid aan Allah swt.
Zelf merk ik dat het soms moeilijk vind om die houding te internaliseren. Gelukkig heb ik genoeg mensen om me heen die dat wel kunnen en me daardoor onbewust herinneren aan mijn eigen tekortkomingen hierin. Tegelijkertijd lezen we later in surah Al Hijr dat de hel zeven toegangspoorten heeft; dit terwijl we uit verschillende ahadith leren dat het paradijs er acht bevat. Laat dit zien dat de rahma van Allah swt groter is dan de bestraffing? Allah swt is alwetend en laat geen toevalligheden bestaan in de Koran, voor mij persoonlijk is dit daarom een hele mooie symboliek.
Zojuist gaf ik aan dat de belangrijkste boodschap die ik zelf uit surah Al Hijr haal is, dat het hebben van islam in je hart voldoende is. In meerdere ayaat komt dat voor me naar voren, maar vooral in de volgende twee:
Een duidelijkere boodschap kunnen we niet krijgen. We lezen letterlijk hier dat de Koran voor ons de grootste gift is die we ons kunnen wensen; onze leidraad. We lezen dat we zolang we de Koran hebben (en oprechte islam in onze harten) dat we ons niet druk moeten maken over wie er wat in deze dunya heeft. Ik weet niet hoe het met u zit, maar dit is oprecht een boodschap die ikzelf niet vaak genoeg kan horen. Het is niet alsof ik continu verdwaald ben in wereldse zaken, maar het is ook zeker niet zo dat ik continu mijn blik gefocust heb op those things that matter: islam en het toewerken naar jannah.
Hoe vaak vraagt u zich wel niet af ‘Waarom heb ik die baan niet gekregen?’ of ‘Waarom word ik niet begunstigd met dit of dat?’ Het continu zoeken naar meer is wat onze harten kapotmaakt, of beschadigt. Allah swt waarschuwt ons daar ook voor in surah At Takathur. Maar nog belangrijker; in de bovenstaande ayaat geeft Allah swt aan al zijn dienaren aan dat zij de grootste gift die zij zich kunnen wensen als reeds bezitten: ze zijn moslim, alhamdoelilah. Voor mij is het opnieuw lezen van deze surah een belangrijk middel om vaker stil te staan bij de dingen die ik wél heb, in plaats van hetgeen dat ik niet heb. En om daarnaast ook blij te zijn met alles wat ik wel, én alles wat ik niet heb.
Een van de laatste boodschappen in deze surah, komt naar voren tussen aya 94-99. Hierin geeft Allah swt allereerst de Profeet saw de boodschap om zijn boodschap publiekelijk te gaan verkondigen. Met daarna meteen de volgende aya:
Wat een geruststellende boodschap moet dit geweest zijn voor de Profeet saw. En wat een geruststellende en mooie boodschap is dit ook voor alle moslims vandaag de dag. In een klimaat waar het zijn van een gelovige an sich steeds meer op de proef wordt gesteld door de almaar seculariserende maatschappij. Een klimaat waar je als moslim met grote regelmaat geconfronteerd wordt met spottende of zelfs lasterende teksten en haat. In hetzelfde klimaat waar islamofobische personen proberen om de Profeet saw te beledigen of waarin het praktiseren van ons geloof door velen zelfs wordt geprobeerd om onmogelijk te worden gemaakt. In al deze gevallen vinden we steun in deze aya. Allah swt zal hiervoor zorgdragen. En Allah swt is alwetend en op de hoogte van alles.
Deze ayaat werd geopenbaard in een tijd waarin de Profeet saw verbaal zwaar werd beledigd. In aya 97 wordt hiernaar verwezen wanneer Allah swt aangeeft dat Hij op de hoogte is van dat het de Profeet saw pijn doet wat erover hem wordt gezegd. Daarna, in de laatste twee ayaat van de surah, roept Allah swt Zijn boodschapper op om desondanks te knielen voor Allah swt en Hem te aanbidden.
Voor mij zelf zijn deze ayaat belangrijk geweest. Zowel nu als in het verleden. Ik stelde bijvoorbeeld mijn gebed geregeld uit. Als ik bij niet-moslims op bezoek was en de tijd voor het gebed brak aan, vond ik het bijzonder lastig om aan te geven dat ik even wilde gaan bidden. Als ik buiten was en er was geen moskee in de buurt, vond ik dat al helemaal lastig. Wat zouden de mensen die me zouden zien wel niet denken? Zouden ze me aanspreken? Me uitlachen? Mijn gebed proberen te verstoren? Deze ayaat hebben me mede laten inzien dat al deze zorgen er niet toe doen. En dat ik dus ook buiten of op bezoek bij mensen het gebed gewoon op tijd kan verrichten. Het verrichten van het gebed is voor mij als moslim namelijk een belangrijk onderdeel van mijn leven en hoort bij het aanbidden van Allah swt. Tot op heden heeft het ook nog nooit voor aparte situaties gezorgd. En al zou dat ooit wel gebeuren, weet ik dat Allah swt zorg daarvoor draagt en ik me daar niet druk over hoef te maken, alhamdoelilah. En dat, dat is een geruststellende gedachte.
Tegelijkertijd leren we dat niet alleen dat in handen ligt van Allah swt. Natuurlijk weten dat we alles valt of staat bij de wil en macht van Allah swt. In surah An Nahl, aya 10-17 geeft Allah swt ons een kleine opsomming van alle gunsten die Hij ons dag in, dag uit verleent. Zo spreekt Hij hierin over de perfecte samenhang van het water dat naar beneden valt en ons voorziet van onder andere planten en allerlei soorten fruit. Ook spreekt hij over de wisselwerking van de dag en de nacht en hoe de zon, de maan en de sterren voor ons in dienst werken. Een simpele opsomming van enkele van de vele gunsten van Allah swt die wij dagelijks mogen ervaren en wellicht veel te veel voor lief nemen.
Dit terwijl we door dankbaar te zijn voor de gunsten van Allah swt het paradijs kunnen verdienen. Het paradijs waarover Allah swt belooft dat het uitmuntend zal zijn voor zij die Allah vrezen.
Hier maakt Allah swt letterlijk de belofte naar Zijn dienaren; doe je het goede in deze wereld, dan zal ik je met het goede belonen in het hiernamaals. Een krachtige en prachtige belofte die mij, en ik denk iedere moslim met mij, aan kan sporen tot het goede.
Maar wat is dat dan? Het goede? Natuurlijk kennen we onze plichten als moslims tegenover onze Schepper. Daar dienen we first and foremost aan te voldoen. Maar geïntegreerd in veel van deze plichten zit al goedheid jegens anderen verborgen. Het geven van sadaqa bijvoorbeeld is een vorm van aanbidding. En tegelijkertijd weten we dat het goed zijn tegenover je medemens, bijvoorbeeld het geven van een glimlach aan je broeder wordt gezien als een vorm van sadaqa.
Tegelijkertijd hebben we plichten tegenover de natuur, tegenover de straat, tegenover dieren en ook zeker tegenover elkaar. De islam geeft ons ofwel via de Koran, ofwel via de sunnah, ofwel via de ahadith meer dan genoeg aanwijzingen om tot het goede te komen. En daarmee in sha Allah jannah te verdienen. We moeten ons er wel zelf mee bezighouden en er actief naar op zoek gaan.
Eén reactie op "Overpeinzen – Juz’14"
mooie reflectie!