Voorpagina Cultuur, Naamloos

Naamloos – deel 2

Het gezoem leek uren te duren, ik balde mijn vuisten. Liet mijn aandacht vestigen op het vieze beest dat kwam aanzoemen. Wat een kreng! Gek genoeg, voelde het beest mijn afgunst aan.  Dat vieze ding stopte voor mijn neus en vloog rondjes om mijn gezicht heen. Maar niet voor lang, de aandacht van het beest werd afgeleid.

Daar kwam ze aanvliegen vol passie en liefde. Samen vlogen ze in de hoogte rond. En toen, toen begon een afschuwelijk liefdesspel. Ik werd kotsmisselijk van mijn eigen jaloezie. Ik herinner me de eerste keer dat ik jaloezie aanvoelde. Een orkest van gevoelens duwden mij de grond in. O Naamloze, ervaar het gevoel van onmacht! Daar en toen heb ik voor het eerst het aangezicht van de grond aangevoeld..

Iedere ochtend zag ik haar lopen naar school, gehuld in haar schooluniform, smetteloos wit met helderblauw. Haar haren in een lange vlecht. Later zou ik volop de liefde bedrijven met haar vlecht. En iedere ochtend, deed ze dan die roze lippenstift op. Het was geen gezicht, maar de manier waarop zij zich erbij bewoog. Iedere ochtend leek de vrouw in haar te ontwaken. En maakte mij haar slachtoffer.
Ze vond het niet leuk dat ik naar haar gluurde, en ik deed dan alsof ik maar stilletjes aan het filosoferen was. Terwijl mijn blikken en gedachten haar borsten en lippen gulzig hadden betast. O naamloze, wat ben je slecht!

Daar kwam hij dan, Akbar. Die vuile bastaard! Glurend en gulzig liep hij met haar mee. Haar lach doodde me uiteindelijk. O Naamloze wat ben je een lafaard! Sazi, Sazi wat doe je met me? Niet veel later keek ik alleen naar haar lippen hoe ze zich bewoog. De manier hoe ze leven inademde, haar droge lippen vol besmeurd met een roze massa dat me aan de kermis deed denken. Sazi, Sazi laat me een keer je haren vlechten..

Maar Sazi zag me niet zitten, Akbar was haar beschermer. En ik? Een sul die af en toe keek met ondeugende gedachten. Ik kon het er toch niet bij laten? Zou IK haar haren insmeren met jasmijn of die gluiperd van een Akram? Sazi begon na enige dagen door te krijgen dat ik haar begluurde. Het werd een spelletje voor ons, zij danste met haar heupen, haar lippen gestift. En ik kijkend en kijkend. Alleen die ochtend voelde de wind in Mumbai anders aan. Want die ochtend kwam Sazi naar me toe.
"Waarom kijk je naar mijn lippen?" En toen keek ik op, recht in haar ogen. Ik zag dat ze ongemakkelijk begon te worden. Ik keek naar haar lippen. Maar het waren niet de lippen die mijn aandacht opslokte. Nee haar snorharen, deed mijn hart sneller kloppen. Ze deden me denken aan een spinnend poesje.

"Heb je wel eens over je snorharen gedacht?" Haar ogen vormden zich tot flinterdunne spleetjes en haar lippen maakten zenuwachtige draaiende bewegingen. Ze werd rood van verontwaardiging en verlegenheid. Sazi, die maandenlang mij plaagde met haar vrouwelijke bewegingen, wist nu geen stap meer te zetten. Hier stond ze dan, klem en bevroren op het nattige vieze straatje dat leidde naar de moskee. Hier stond ze dan klem tussen de kapotte riolering en bollywood-dvd’s.  Ze keek van rechts naar links en dan weer van links naar rechts. Na wat enige twijfelmomenten keek ze mij recht in mijn ogen aan. “Jij houdt van snorharen, ik hou van chicken tandoori”, lachte ze verlegen. Vele daaropvolgende dagen in mijn leven die ik met Sazi zou doorbrengen, zouden in het gezelschap zijn van pikante, dampende, sappige chicken tandoori’s van Rehman Tandoori House. Dat was haar favoriet. En die van mij? Die van mij waren de snorharen van Sazi besmeurd met rode pepers en ‘garam massala’.

lees ook deel 1


Naamloos!

De naamloze kijkt terug op zijn barre, drukke en chaotische leven. Het leven heeft hem gezocht en vaak heeft hij geprobeerd het leven op te zoeken. Vanuit zijn vijfsterren hotelkamer lacht hij zijn leven toe en geeft hij zijn leven een naam. Zijn momenten gaan gepaard met het gemis van zijn roerige leven in de achterbuurt van Mumbai. De wil en het hart proberen hem op een avond te verenigen met zijn vrienden, jeugdliefde, bedelaars, hoeren, rioleringen en baba’s.